Daniel 7

U zult uit de samenleving worden verstoten en wonen bij de dieren in het veld. U zult gras eten als een koe, zeven jaar lang, tot u eindelijk erkent dat alle aardse koninkrijken het eigendom zijn van God, de Allerhoogste, en dat Hij die geeft aan wie Hij wil.’ 1Op hetzelfde ogenblik werden deze woorden bewaarheid. Hij werd verstoten en at gras als de koeien en zijn lichaam werd nat van de dauw. Zijn haren werden zo lang als arendsveren en zijn nagels als vogelklauwen.

2Na verloop van zeven jaar keek Nebukadnessar omhoog naar de hemel en zijn verstand keerde terug. Toen prees en aanbad hij de Allerhoogste en bewees Hem, de eeuwig Levende, eer. ‘Want,’ zei hij, ‘Hij heerst tot in eeuwigheid en zijn koningschap houdt voor altijd stand. 3Alle bewoners van deze aarde zijn niets vergeleken bij Hem. Hij doet wat Hij het beste vindt met de hemelse legers en met de mensen op aarde. Niemand kan Hem tegenhouden of ter verantwoording roepen en vragen: “Wat is uw bedoeling met alles wat U doet?”

4Toen ik mijn verstand terugkreeg, kwamen ook mijn roemruchte koningschap, majesteit en luister terug. Mijn raadsheren en functionarissen zochten mij weer op en ik kreeg mijn positie als hoofd van het rijk terug onder nog grotere eerbewijzen dan vroeger. 5Nu prijs en loof en verheerlijk ik, Nebukadnessar, de Koning van de Hemel. Hij is oprecht en leidt ons op juiste en goede wegen. Hij bezit de macht hoogmoedigen te vernederen!’ 6

Een teken aan de wand

7Koning Belsassar nodigde duizend hoge bestuurders uit voor een groots feest, waarbij de wijn rijkelijk vloeide. 8
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Dan. 5:4.
9
This verse is empty because in this translation its contents have been moved to form part of verse Dan. 5:4.
10
In this translation, this verse contains text which in some other translations appears in verses Dan. 5:2-4.
Onder het genot van de wijn bedacht Belsassar dat zijn vader Nebukadnessar eens gouden en zilveren bekers had meegenomen uit de tempel in Jeruzalem. Hij liet deze heilige bekers halen, zodat hij en zijn hoge ambtenaren, zijn vrouwen en bijvrouwen eruit konden drinken. De bekers uit de tempel, Gods huis in Jeruzalem, werden gebracht. De wijn werd ingeschonken en de koning en zijn bestuurders, zijn vrouwen en bijvrouwen, hieven het glas op hun goden, gemaakt van goud en zilver, koper, ijzer, hout en steen.

11Plotseling verschenen er vingers van een mensenhand die iets schreven op de gepleisterde muur tegenover de kroonkandelaar. De koning zag met eigen ogen de rug van de schrijvende hand. 12Hij verbleekte en werd zo bang dat zijn knieën knikten en zijn benen het begaven. 13‘Breng de bezweerders, astrologen en waarzeggers hier!’ schreeuwde hij. ‘Wie kan lezen wat daar op de muur staat en mij vertelt wat het betekent, zal worden gekleed in purperen kleren van koninklijke waardigheid en een gouden ketting om zijn hals krijgen. Hij zal als derde man het koninkrijk regeren!’ 14Maar toen de geleerden kwamen, kon geen van hen het geschrevene begrijpen of verklaren. 15De angst van de koning nam toe. Zijn gezicht was doodsbleek en ook zijn bestuurders waren ontzet. 16Toen de koningin de kreten hoorde, haastte zij zich naar de feestzaal en zei tegen Belsassar: ‘Majesteit! Het is niet nodig zo bang te worden! 17Er is een man in uw koninkrijk in wie de geest van de heilige goden woont. In de tijd van uw vader bleek deze man te beschikken over grote wijsheid en diep verstand, een wijsheid als die van de goden. Uw vader Nebukadnessar benoemde hem tot hoofd van de geleerden, bezweerders, astrologen en waarzeggers. 18Laat deze man Daniël, of Beltesassar zoals de koning hem noemde, hier komen. Hij is enorm wijs en heeft buitengewoon veel kennis en inzicht. Hij kan dromen verklaren, raadselachtige spreuken oplossen en knopen ontwarren. Hij zal u kunnen vertellen wat deze woorden betekenen.’

19Daniël werd in allerijl naar de koning gebracht en de vorst vroeg: ‘Bent u de Daniël die mijn vader uit Juda heeft weggevoerd? 20Ik heb gehoord dat de geest van de goden in u woont en dat u beschikt over een bijzondere verlichting, een groot verstand en erg veel wijsheid. 21Mijn wijze mannen en bezweerders zijn bij mij geweest en hebben geprobeerd de woorden op de muur te lezen en die aan mij te verklaren, maar zij waren daartoe niet in staat. 22Ik heb echter gehoord dat u allerlei geheimen kunt ontsluieren. Welnu, als u mij de betekenis van deze woorden kunt uitleggen, zult u worden gekleed in purperen kleren en een gouden ketting om uw hals krijgen. Bovendien zult u als derde man regeren over mijn rijk.’

23Daniël antwoordde: ‘Geef uw geschenken maar aan een ander. Ik zal u evengoed wel vertellen wat daar staat en wat het betekent. 24Majesteit, God, de Allerhoogste, heeft uw vader Nebukadnessar een koninkrijk en eer, luister en majesteit geschonken. 25Hij schonk hem zoveel macht dat alle volken ter wereld voor hem beefden van angst en ontzag. Hij doodde wie hij wilde en spaarde wie bij hem in de gunst stond. Naar zijn believen werden mensen verhoogd of vernederd. 26Maar toen hij trots en overmoedig werd, is hij van de troon gestoten en van zijn eer beroofd. 27Hij werd verstoten uit de samenleving en zijn innerlijk veranderde in dat van een dier. Hij woonde bij de wilde ezels, at gras als een koe en zijn lichaam werd nat van de dauw uit de hemel. Dat bleef zo tot hij erkende dat God, de Allerhoogste, de opperheerschappij voert over alle koninkrijken op aarde en dat Hij daarin aanstelt wie Hij wil. 28U, zijn zoon Belsassar, was van dit alles op de hoogte, maar u hebt u desondanks niet vernederd.
Copyright information for NldHTB